zondag 24 januari 2016

Dieren

Mijn hele leven ben ik al omringd door dieren. In mijn kindertijd: poezen, duiven, en natuurlijk honden, altijd een hond naast mij gehad. En de laatste vijf jaar, het zal u niet verbazen, begeef ik mij veel tussen de schapen.
Maar vandaag denk ik niet aan de schapen, niet aan de hond…

11 januari 2016
Koud, guur weer in de polder, paar graden boven nul, regen, regen, regen en een vervelende wind. Het is zo’n dag dat mensen aan mij vragen: “Vind je dit nou leuk?” “Waarom doe je dit toch?” “Kan je je ook ziek melden?”
Ik glimlach dan en antwoord altijd: “Slecht weer bestaat niet, slechte kleding wel.”

Het is ook maar net hoe je er mee omgaat. De Eskimo’s hebben ook geen keuze, stellen zich daarop in, accepteren het (een andere keuze is er niet) en leven hun leven.
Wij Westerlingen groeien op in luxe en comfort en hebben altijd keuzes: binnen blijven of naar buiten, met de fiets of met de auto. Veel mensen kijken tegenwoordig in de ochtend al op de buien-app en besluiten dan om ’s avonds maar niet weg te gaan, want het zou wel eens kunnen gaan regenen, dus bellen ze maar af…

Ik kijk bij koud, guur, nat weer naar de schapen. Zij zijn dan mijn voorbeeld. Zij berusten er in, de kont in de wind en afwachten maar, ze hebben geen keuze, ze weten niet beter, en ze zijn gewoon rustig.
Ik heb mij lang geleden voorgenomen om dat ook te doen, ik berust erin, ik neem het weer zoals het komt. Die instelling geeft rust, het geeft geen stress, geen gezeur en… in Nederland geldt: “Er is niets zo veranderlijk als het weer… dus…”
Mijn advies: probeer het eens uit, je wordt er een stuk vrolijker van!

Op zo’n gure dag zie ik nagenoeg geen sterveling in de polder, na een druk seizoen met vele groepen bij de kudde, vind ik het nu wel prima.
He-le-maal alleen. Nou ja… alleen? Ik heb altijd gezelschap! Natuurlijk de schapen en elk seizoen is anders.
Het voorjaar: met de lammetjes, het gemekker, de moeders die hun jong verdedigen tegenover de hond.
De zomer: tijd om te relaxen en bij warm weer is het zaak om de schaduw op te zoeken voor de dieren.
Het najaar: de periode met de dekram, de tijd voor de liefde.
De winter: rustig aan, tempo en afstand aanpassen aan de dieren, want de meeste dieren zijn drachtig en dan aan het einde van de winter: de lammertijd. Het nieuwe leven….

Naast de schapen heb ik natuurlijk altijd mijn hond of mijn honden bij mij. Echte maatjes, onvoorwaardelijke trouw, steun, onverbeterlijk, aanhankelijk, mijn steunpilaren.
En verder: de koeien, de paarden, de zwanen, de eenden, de hazen, de ratten, de mollen, de insecten, de vlinders, de wormen, de vissen en de vogels.

“Vreemd,” denk ik, “Mensen zitten een uur in een auto, betalen dan vijftien euro entree en kijken dan een uurtje naar dieren achter glas of in kooien en soms nog erger... kijken naar een dicht hok waar waarschijnlijk een groot wild dier in ligt te slapen. Ik begrijp het wel, het fascineert, maar hoeveel van die mensen hebben nu werkelijk het dierenrijk in dit mooie Midden-Delfland gezien?”

Over vogels: vandaag sprak ik nog even een “vogelaar”. De vogelaar is vaak goed herkenbaar. Op de fiets, verrekijker op zijn buik en een statief onder zijn snelbinders.

Ik sta op een brug en kijk over het weiland naar de grazende schapen. Een vogelaar komt aangefietst. Ik groet hem en hij remt plotseling en vraagt: “Goedemorgen, heeft u vandaag hier op de brug het ijsvogeltje gezien?”
Nu ben ik geen vogelkenner, verre van dat, maar in de loop der jaren vang ik wel eens het een en ander op en antwoord hem: “Dat is toch een blauw vogeltje met een oranje bruin borstje?”

“Ja, ja, ja” antwoordt hij gretig, met waarschijnlijk de gedachte dat hij met een “gelijkgestemde” te maken heeft. “Nee meneer, niet gezien.”
Vogelaar: “Jammer, jammer, want hij zit hier wel vaak op de brugleuning, maar ja, het is een schuw vogeltje, dus…” Even voel ik mij haast schuldig dat ik zo maar met mijn kudde over deze brug ben gekomen. Ik heb natuurlijk alle ijsvogeltjes weggejaagd. Snel vervolg ik het gesprek en zeg hem dat de blauwe reiger, de witte reiger en de niet veel voorkomende kleine witte reiger hier wel regelmatig te zien zijn.

Vogelaar: “Ja, ja dat weet ik, maar dit weekend was het even verderop bij de rietkragen bij de waterpoel een gekkenhuis, ik geloof dat er wel 50 vogelaars waren met statieven en kijkers, want de BUIDELMEES is gesignaleerd”
Ik: “O ja, is hij er weer? Vorig jaar was hij hier ook te zien” (ik heb vorig jaar een blogverhaaltje overgeschreven, vandaar dat deze kennis nog paraat was, een vogeltje wat zelden te zien valt).

Vogelaar gaat helemaal op in onze plots ontstane “vriendschap”.
Ik zie dat en gooi er nog een schepje bovenop: “En wat denkt u van onze ooievaarskolonie? Ik heb er wel 10 tot 12 geteld, allemaal op hetzelfde weiland aan de Woudweg!” en vervolg direct met: “Meneer, mag ik u iets vragen? Heeft u als kenner, als vogelaar, in dit gebied ook wel eens steenuiltjes gezien?”

Vogelaar: “Ja, ja, bij de Abtswoudseweg zijn wat steenuiltjes te zien, maar ze hebben een mooie schutkleur, dus ze zijn moeilijk waar te nemen.”
“Mooi,”antwoord ik. “Daar ben ik blij mee, want een maand geleden heb ik bij onze boerderij een steenuilenkast op laten hangen, dus ik hoop dat we in het voorjaar jonkies krijgen.”
Vogelaar kijkt mij aan met een blik van “vanaf nu zijn wij voor eeuwig vrienden”, hij bedankt mij en gaat vervolgens zijns weegs.
De rest van dag ben ik alleen, helemaal alleen… en ik denk enkel maar één dier, de hele dag... niet aan de schapen, niet aan mijn hond.

Nee, ik denk aan een kameleon. Het dier dat het vermogen heeft om telkens van kleur te veranderen.
Ik denk aan Dé Kameleon!

Aan Jones, Dé kameleon. Aan MENEER Jones moet ik schrijven, want het is... nee het was… een gentleman!
Meneer Jones: dank u wel voor al uw creativiteit, voor al uw veranderingen, u was een ware kameleon!
Meneer Robert Jones: dank u wel. U was vernieuwend, steeds verrassend en taboedoorbrekend.
Meneer David Robert Jones: dank u wel voor: “Het durven zijn wie je echt wil zijn”.
Meneer David Robert Jones: zelf uw geëngageerde dood is een artistiek kunstwerk. Twee dagen voor uw dood, op uw verjaardag, verscheen uw album Blackstar met verwijzingen naar het naderde einde.

De ziekte Kanker heeft uw lichaam opgeëist.
De ziekte heeft uw stem doen stillen.
De ziekte heeft uw geest laten vervliegen.
Maar... de ziekte heeft uw creaties niet mee kunnen nemen.
Tot in lengte der dagen zullen onze oren gestreeld worden door uw songs.

Meneer David Robert Jones, The gentleman…… The blackstar……. de kameleon…. dank u wel.

Zijn artiestennaam:

David Bowie.


zondag 17 januari 2016

De vrouw uit de polder

Dinsdag 5 januari 2016

De eerste loopdag van het nieuwe jaar. Na alle druktes en “verplichtingen” van de maand december vind ik het heerlijk om vandaag helemaal alleen te zijn in de polder. Lekker met mijn twee honden en de kudde, 140 dieren groot, waarvan de meesten drachtig zijn.
Ik kies een makkelijke route, geen smalle bruggetjes met de kans dat er een schaap in de sloot kan donderen. Veel weilanden zijn extreem drassig, grote plassen staan op het land. Het is best zoeken waar de kudde rustig kan grazen zonder natte poten te krijgen.

Het einde van de dag nadert, ik ben op weg naar de nachtwei en ik zie in de verte een man die wandelend mijn kant op komt.
De kudde is nog even aan het grazen en ik kijk rustig over de verlaten weilanden. De man stopt bij mij op het pad en kijkt dezelfde kant op. “Mooi, hè, die rust in de polder,” zegt hij vrolijk. “Ja” antwoord ik. “In de zomer is het hier druk, maar alles heeft zijn charmes, de stilte en rust in de winter, vind ik ook mooi.”

We hebben het nog even over het weer en wat volgt is een aangenaam, prettig gesprek. De man heet Koos en ik vraag hem: “Zit u nog in het arbeidsproces?”
Koos: “Nee joh, ik ben 68, ik heb vroeger gevaren en de laatste 20 jaar heb ik in de Rotterdamse haven gewerkt, zwaar, maar… och… het was toch een mooie tijd en nu heb alle tijd van de wereld en dan ga ik maar een stukkie wandelen…”

Ik: “Komt u hier vaak?”
Koos: “Da’s leuk dat je dat vraagt, sinds een jaar loop ik hier regelmatig, maar vroeger en dan spreek ik van meer dan 40 jaar geleden, kwam hier elke week, ik heb een huisie in Rotterdam Zuid en tja, dan ga je toch sneller de andere kant op, de Kralingse Plas is eigenlijk mijn plekkie, maar…”

“U komt hier vandaan?” onderbreek ik hem.
Koos: “Nee, nee, ik ben een echte Crooswijker, maar mijn vrouw komt van hier, daar… gunterwijd, voorbij de boerderij daar heeft mijn vrouw gewoond.”
Hij wijst richting de horizon en ik knik dat ik het begrijp.
Koos: “Ze is opgegroeid daar op die boerderij en in onze verkeringstijd kwam ik er veel, in het weekend en wat later, toen het serieus was ook op de woensdagavond, vrijersavond noemden we dat.”
“Viel niet altijd mee, ik had een pruttel, daar zat geen gang in, maar ja meneer, wat wil je… je bent gek op die meid, dus dan ging maar weer op dat klereding door weer en wind.”

Ik: “Staat die boerderij er nog?”
Koos: “Ja, ja, de boerderij is er nog, maar die ouwe heeft 40 jaar geleden wel z’n land motte verkopen aan de staat voor die klereweg die ze zo nodig moesten aanlegge.”
“Die ouwe heeft er nog een aantal jaren gewoond en toen is ie uitgestapt…”

“Tja, ik had die boerderij graag willen kopen, maar tja… die ouwe wilde alleen aan een boer verkopen en ja ik heb het wel overwogen, maar joh, je weet hoe dat gaat, ik zat op zee, dat was mijn wereld, dat was mijn leven dan ga ik toch niet bij die stinkkoeien zitten, ja toch, niet dan?”

Ik: “Mag ik u iets vragen”
Koos: “Tuurlijk!”
Ik: “Ik ben toch wel benieuwd waarom u 40 jaar niet in deze polder komt en nu, sinds een jaar komt u hier weer regelmatig, hoe zit dat?”
Koos: “Meneer, dat komt eigenlijk zo… mijn vrouw is 2 jaar geleden overleden, altijd een oersterk wijf geweest, nooit ziek en ineens… kanker... binnen 8 weken was ze weg…”

Ik: “Sta je er nu alleen voor..?”
Koos: “Nee, ik heb 2 dochters, wonen in Schiedam, dus daar kan ik dan na een wandeling, zo één of twee keer in de week een bakkie doen, maar weet je, ze hebben hun eigen leven, dus daar ga je ook niet elke dag op de stoep zitte.”

Ik: “Dus dan maar even een stukje wandelen in de polder.”
Koos: “Ja, gek hè, op de een of andere manier trekt dat opeens, dan denk ik aan vroeger… ben ik met m’n gedachten een beetje bij mijn wijfie….. Och, we hadden het niet echt breed gehad, maar joh… ze was goed voor me.”

Ik zie hem naar de horizon kijken. Hij heeft een verweerde kop, maar hij komt niet triest of depressief over.
Er valt een stilte…

Koos: “Ja,… het was een goed wijf!”

Ik: “Mooi, dat u zulke mooie herinneringen heeft”
Koos: “Ja, dat is mooi… ik ben niet zielig hoor, ik red me goed, maar… gek hé, er is toch iets wat mij telkens hier naar toe trekt.”

Plotseling geeft Koos mij een klap op de schouder en zegt: “Joh, succes met je schapies, ik ga maar weer eens verder, ik zoek je nog wel eens op.”
Ik groet hem en kijk hem na.
En ik reflecteer het gesprek.

Gevaren, veel op zee en daarna havenarbeider, lange dagen, nu 68 jaar, altijd hard gewerkt. Met z’n 65ste met pensioen, 2 jaar geleden vrouw overleden, toen was hij dus… 66…
Zijn ze slechts een jaartje echt samen geweest…

Het is niet eerlijk……


zondag 10 januari 2016

Regels

Het is kerstvakantie. Het is dinsdag, mijn vaste loopdag met de kudde. Vanmiddag krijg ik een jong gezin bij de kudde. Vader, moeder en twee kids, de oudste is brugpieper, dus ongeveer 13 jaar oud en de jongste zal een jaar of acht zijn.
Pa had mij al ingeseind, de oudste, Wouter, is een druk bewegelijk kind, gek op dieren, maar heeft wel ADHD.
"Vanochtend heeft hij geen medicatie ingenomen, want dat geeft soms wat spanningen, maar daar tegenover staat dat Wouter vanmiddag wel erg druk zal zijn. Korte spanningsboog, nou, succes herder." zegt vader bij aankomst.

Ik geef de jongens een hand en kijk ze even aan. Laarzen aan en een oude broek en jas. Mooi, denk ik, dan hebben we in ieder geval geen gedonder dat ze alles vies vinden en dat ze nergens willen lopen."Lekker de polder in!" denk ik.

ADHD? Oké, dat betekent niet te veel vertellen, geen lange verhalen, maar: aan het werk!
Ik leg kort uit wat de taak van het hondje is: met een grote halve cirkel om de kudde heen rennen en daarna de kudde bij de herder brengen.
De kudde staat verspreid op een groot weiland. De hond blijft bij mij en ik stuur direct de jongens in een grote cirkel om de kudde heen. De kids rennen over de zompige grasvelden om de kudde heen en drijven de dieren naar ons toe. Prachtig!!

De dieren zijn het gewend en maken zich niet zo druk, rustig komen ze aangestapt. De jongens vinden het geweldig. We gaan op stap met de kudde, het recreatiegebied in. Over smalle wandelpaadjes, over weilanden maar ook over de verlengde A4. Ik laat weer wat trucjes van het hondje zien, hoe ik met een hond kan fluisteren en hoe de hond reageert op gebaren. Voor dat we het weten is de middag ten einde.

Een prachtige middag en de jongens hebben zich heerlijk uitgeleefd. We lopen terug en we "parkeren" de kudde op het weiland van boer Rodenburg. De familie loopt alvast verder naar de picknicktafel, deze staat 500 meter verder in het weiland. Hier zullen we de middag afsluiten met een lekkere oliebol. Ik moet nog het een en ander even regelen bij de kudde en ik zou 5 minuten later aansluiten.
Ik ben klaar, roep de hond en hup, de auto in op weg naar de picknicktafel. Ik rij over het viaduct en ik groet vanuit mijn auto een motorpolitieagent, die vanaf het viaduct naar beneden op de A4 kijkt. "Zeker een vrije middag." denk ik, want als een motoragent aan het werk is, zal hij wel daar beneden op de A4 moeten rijden.

Ik nader de picknicktafel en ik parkeer mijn auto op het fietspad met knipperende lichten, zodat ik het autoverkeer op de smalle Woudweg niet hinder. Het is december, koud en een doordeweekse dag, geen fietser te zien, en als die er wel is kan hij gemakkelijk langs mijn auto. Ik loop 40 meter het land in richting picknicktafel.... getoeter... ik kijk om, het is meneer de motoragent. Ik loop terug en ik groet hem (nogmaals).

"U parkeert een motorvoertuig op een fietspad en dat is niet toegestaan!" sommeert de motoragent. "Ehhh,.... ik ben schaapsherder." vertel ik hem (misschien overbodig, want met een lange jas en hoed ben ik goed herkenbaar als herder). "Ik sluit met de familie even hier af en over 5 min haal ik de auto weg." antwoord ik hem. "U bent in overtreding, u mag hier niet parkeren!"
Er verschijnt een kleine glimlach op mijn gezicht en antwoord hem: "Maar meneer ik ben schaapsherder en ik heb ontheffing voor het fietspad, ik mag hier zijn."
"Dan wil ik wel eens die ontheffing zien." antwoordt hij nors. Ik loop naar de auto en haal mijn ontheffingsformulier en overhandig het hem. Een A4-tje, twee kanten vol met allerlei regeltjes en kleine lettertjes.

Bovenaan staat:
Ontheffing voor functionaris in dienst van de agrarische vereniging Vockestaert, afgegeven door GZH, Groenservice Zuid Holland, beheerder van dit recreatiegebied.

Hij is een kleine tien minuten het papier aan het bestuderen en kijkt mij dan aan. Mijn glimlach is inmiddels allang verdwenen, want het duurt mij veel te lang en de familie zit te wachten met een oliebol en... ik heb trek gekregen....
"Meneer, hier staat dat u enkel ontheffing heeft om van... of naar... de kudde te gaan. Waar staat uw kudde? "Nou daar, in het weiland." zeg ik hem wijzend naar het land 500 meter verder. "Gaat u daar nu naar toe?" vraagt de motoragent. "Ehh, nee, ik heb ze daar net geparkeerd en ik ga nu in functie van herder nog even naar die familie toe om af te sluiten." "Meneer u bent nu niet meer in functie als herder, want de kudde staat al in het weiland." "Maar meneer, als ik hier morgen als wandelaar parkeer dan is het misbruik maken van de ontheffing, maar ik ben nu nog steeds herder, ik sluit met deze familie af, ik heb zojuist een demo gegeven en daarna moet ik nog schapenhekken ophalen," verzin ik ter plekke, "Dus ik ben nu geen burger, maar ik ben nog steeds herder."

Agent: "Meneer, u bent altijd burger, wel of geen schaapsherder, u bent altijd burger."
Holy schapenkeutels, die discussie ga ik niet winnen, als hij zo gaat beginnen... Ik hou wijselijk mijn mond en wacht af....
Agent: "Die auto mag hier niet geparkeerd worden. Als ik dit nog één keer zie neem ik contact op met GZH en dan bent u voor eeuwig uw ontheffing kwijt!!"
Ik: "Meneer, ik was in de veronderstelling dat ik als herder altijd op de fietspaden mag zijn met deze ontheffing, maar u hebt gelijk, ik geef deze mensen een hand, vreet die oliebol op en ik rij weg met de auto."
Motoragent kijkt genoegzaam en is waarschijnlijk tevreden over zijn flexibiliteit dat hij het bij een officiële waarschuwing houdt. Hij zet zijn helm op, trekt zijn handschoenen aan, start zijn motor en trekt snel op. Te snel... mijn inziens.

Ik kijk hem na, ik heb sterk het vermoeden dat hij 51 km per uur rijdt, maar tja... laat ik maar "flexibel" zijn, ik zal er geen werk van maken, want het is zo moeilijk om dit te bewijzen.
Ik neem afscheid van de familie, eet mijn oliebol in de auto op.
Na het avondeten lees ik nog even de krant. Krantenkop:
"Agentenkorps onderbezet, vele agenten nemen opgespaarde overuren op."
Ik lees verder...
"Vroegtijdig afsteken van vuurwerk wordt niet gecontroleerd."
"Agenten houden zich enkel met zwaardere en spoedeisende gevallen bezig."

Ik denk nog even terug aan de middag..... Nooit geweten dat ik als herder "een zwaarder geval" zou kunnen zijn. Maar... regels zijn er niet voor niets... en het is goed dat daar op gecontroleerd wordt, maar soms denk ik wel eens....

O ja, nog een paar weken lopen we met de kudde in de polder en dan gaan de schapen naar binnen. De lammertijd komt eraan!
En voor 2016 wens ik u veel gezondheid, succes, rust, onthaasting, bezinning en geluk toe.
En ook nog een jaar waarin alles goed "geregeld" is, een jaar met "regels", maar hopelijk niet met al te veel "regels"...