De eerste loopdag van het nieuwe jaar. Na alle druktes en “verplichtingen” van de maand december vind ik het heerlijk om vandaag helemaal alleen te zijn in de polder. Lekker met mijn twee honden en de kudde, 140 dieren groot, waarvan de meesten drachtig zijn.
Ik kies een makkelijke route, geen smalle bruggetjes met de kans dat er een schaap in de sloot kan donderen. Veel weilanden zijn extreem drassig, grote plassen staan op het land. Het is best zoeken waar de kudde rustig kan grazen zonder natte poten te krijgen.
Het einde van de dag nadert, ik ben op weg naar de nachtwei en ik zie in de verte een man die wandelend mijn kant op komt.
De kudde is nog even aan het grazen en ik kijk rustig over de verlaten weilanden. De man stopt bij mij op het pad en kijkt dezelfde kant op. “Mooi, hè, die rust in de polder,” zegt hij vrolijk. “Ja” antwoord ik. “In de zomer is het hier druk, maar alles heeft zijn charmes, de stilte en rust in de winter, vind ik ook mooi.”
We hebben het nog even over het weer en wat volgt is een aangenaam, prettig gesprek. De man heet Koos en ik vraag hem: “Zit u nog in het arbeidsproces?”
Koos: “Nee joh, ik ben 68, ik heb vroeger gevaren en de laatste 20 jaar heb ik in de Rotterdamse haven gewerkt, zwaar, maar… och… het was toch een mooie tijd en nu heb alle tijd van de wereld en dan ga ik maar een stukkie wandelen…”
Ik: “Komt u hier vaak?”
Koos: “Da’s leuk dat je dat vraagt, sinds een jaar loop ik hier regelmatig, maar vroeger en dan spreek ik van meer dan 40 jaar geleden, kwam hier elke week, ik heb een huisie in Rotterdam Zuid en tja, dan ga je toch sneller de andere kant op, de Kralingse Plas is eigenlijk mijn plekkie, maar…”
“U komt hier vandaan?” onderbreek ik hem.
Ik: “Komt u hier vaak?”
Koos: “Da’s leuk dat je dat vraagt, sinds een jaar loop ik hier regelmatig, maar vroeger en dan spreek ik van meer dan 40 jaar geleden, kwam hier elke week, ik heb een huisie in Rotterdam Zuid en tja, dan ga je toch sneller de andere kant op, de Kralingse Plas is eigenlijk mijn plekkie, maar…”
“U komt hier vandaan?” onderbreek ik hem.
Koos: “Nee, nee, ik ben een echte Crooswijker, maar mijn vrouw komt van hier, daar… gunterwijd, voorbij de boerderij daar heeft mijn vrouw gewoond.”
Hij wijst richting de horizon en ik knik dat ik het begrijp.
Koos: “Ze is opgegroeid daar op die boerderij en in onze verkeringstijd kwam ik er veel, in het weekend en wat later, toen het serieus was ook op de woensdagavond, vrijersavond noemden we dat.”
“Viel niet altijd mee, ik had een pruttel, daar zat geen gang in, maar ja meneer, wat wil je… je bent gek op die meid, dus dan ging maar weer op dat klereding door weer en wind.”
Ik: “Staat die boerderij er nog?”
Koos: “Ja, ja, de boerderij is er nog, maar die ouwe heeft 40 jaar geleden wel z’n land motte verkopen aan de staat voor die klereweg die ze zo nodig moesten aanlegge.”
“Die ouwe heeft er nog een aantal jaren gewoond en toen is ie uitgestapt…”
“Tja, ik had die boerderij graag willen kopen, maar tja… die ouwe wilde alleen aan een boer verkopen en ja ik heb het wel overwogen, maar joh, je weet hoe dat gaat, ik zat op zee, dat was mijn wereld, dat was mijn leven dan ga ik toch niet bij die stinkkoeien zitten, ja toch, niet dan?”
Ik: “Mag ik u iets vragen”
Koos: “Tuurlijk!”
Ik: “Ik ben toch wel benieuwd waarom u 40 jaar niet in deze polder komt en nu, sinds een jaar komt u hier weer regelmatig, hoe zit dat?”
Koos: “Meneer, dat komt eigenlijk zo… mijn vrouw is 2 jaar geleden overleden, altijd een oersterk wijf geweest, nooit ziek en ineens… kanker... binnen 8 weken was ze weg…”
Ik: “Sta je er nu alleen voor..?”
Koos: “Nee, ik heb 2 dochters, wonen in Schiedam, dus daar kan ik dan na een wandeling, zo één of twee keer in de week een bakkie doen, maar weet je, ze hebben hun eigen leven, dus daar ga je ook niet elke dag op de stoep zitte.”
Ik: “Dus dan maar even een stukje wandelen in de polder.”
Koos: “Ja, gek hè, op de een of andere manier trekt dat opeens, dan denk ik aan vroeger… ben ik met m’n gedachten een beetje bij mijn wijfie….. Och, we hadden het niet echt breed gehad, maar joh… ze was goed voor me.”
Ik zie hem naar de horizon kijken. Hij heeft een verweerde kop, maar hij komt niet triest of depressief over.
Er valt een stilte…
Koos: “Ja,… het was een goed wijf!”
Ik: “Mooi, dat u zulke mooie herinneringen heeft”
Koos: “Ja, dat is mooi… ik ben niet zielig hoor, ik red me goed, maar… gek hé, er is toch iets wat mij telkens hier naar toe trekt.”
Plotseling geeft Koos mij een klap op de schouder en zegt: “Joh, succes met je schapies, ik ga maar weer eens verder, ik zoek je nog wel eens op.”
Ik groet hem en kijk hem na.
En ik reflecteer het gesprek.
Hij wijst richting de horizon en ik knik dat ik het begrijp.
Koos: “Ze is opgegroeid daar op die boerderij en in onze verkeringstijd kwam ik er veel, in het weekend en wat later, toen het serieus was ook op de woensdagavond, vrijersavond noemden we dat.”
“Viel niet altijd mee, ik had een pruttel, daar zat geen gang in, maar ja meneer, wat wil je… je bent gek op die meid, dus dan ging maar weer op dat klereding door weer en wind.”
Ik: “Staat die boerderij er nog?”
Koos: “Ja, ja, de boerderij is er nog, maar die ouwe heeft 40 jaar geleden wel z’n land motte verkopen aan de staat voor die klereweg die ze zo nodig moesten aanlegge.”
“Die ouwe heeft er nog een aantal jaren gewoond en toen is ie uitgestapt…”
“Tja, ik had die boerderij graag willen kopen, maar tja… die ouwe wilde alleen aan een boer verkopen en ja ik heb het wel overwogen, maar joh, je weet hoe dat gaat, ik zat op zee, dat was mijn wereld, dat was mijn leven dan ga ik toch niet bij die stinkkoeien zitten, ja toch, niet dan?”
Ik: “Mag ik u iets vragen”
Koos: “Tuurlijk!”
Ik: “Ik ben toch wel benieuwd waarom u 40 jaar niet in deze polder komt en nu, sinds een jaar komt u hier weer regelmatig, hoe zit dat?”
Koos: “Meneer, dat komt eigenlijk zo… mijn vrouw is 2 jaar geleden overleden, altijd een oersterk wijf geweest, nooit ziek en ineens… kanker... binnen 8 weken was ze weg…”
Ik: “Sta je er nu alleen voor..?”
Koos: “Nee, ik heb 2 dochters, wonen in Schiedam, dus daar kan ik dan na een wandeling, zo één of twee keer in de week een bakkie doen, maar weet je, ze hebben hun eigen leven, dus daar ga je ook niet elke dag op de stoep zitte.”
Ik: “Dus dan maar even een stukje wandelen in de polder.”
Koos: “Ja, gek hè, op de een of andere manier trekt dat opeens, dan denk ik aan vroeger… ben ik met m’n gedachten een beetje bij mijn wijfie….. Och, we hadden het niet echt breed gehad, maar joh… ze was goed voor me.”
Ik zie hem naar de horizon kijken. Hij heeft een verweerde kop, maar hij komt niet triest of depressief over.
Er valt een stilte…
Koos: “Ja,… het was een goed wijf!”
Ik: “Mooi, dat u zulke mooie herinneringen heeft”
Koos: “Ja, dat is mooi… ik ben niet zielig hoor, ik red me goed, maar… gek hé, er is toch iets wat mij telkens hier naar toe trekt.”
Plotseling geeft Koos mij een klap op de schouder en zegt: “Joh, succes met je schapies, ik ga maar weer eens verder, ik zoek je nog wel eens op.”
Ik groet hem en kijk hem na.
En ik reflecteer het gesprek.
Gevaren, veel op zee en daarna havenarbeider, lange dagen, nu 68 jaar, altijd hard gewerkt. Met z’n 65ste met pensioen, 2 jaar geleden vrouw overleden, toen was hij dus… 66…
Zijn ze slechts een jaartje echt samen geweest…
Het is niet eerlijk……
Geen opmerkingen:
Een reactie posten