zondag 29 november 2015

Opgeruimd, staat netjes!

Het is eind november en het is stil geworden in de polder. Dagjesmensen blijven in de stad. De racefietsers laten het af weten. Het is te koud en te nat geworden. Een enkele keer zie ik nog een vogelaar en verder blijven de hondenbezitters wel komen, maar het rondje dat ze lopen wordt steeds korter. Kortom ik sta soms uren alleen met de schapen in de polder.

Nu vind ik dat niet echt een probleem want het is een druk seizoen geweest. Steeds meer groepen en bedrijven weten de schaapskudde te vinden voor een demonstratie of een teambuildingssessie.
Erg leuk om dit te begeleiden, maar het is ook weer prima om weer enkele weken alleen op pad te gaan. De eenzaamheid of laten we liever zeggen: “het alleen zijn” is voor mij geen enkel probleem. Nee, er is een ander fenomeen, dat veel lastiger is en dat is namelijk de “Kou”

De “Kou” moet overwonnen worden! Nu zult u zeggen: “Daar heb je tegenwoordig goede kleding voor, thermo-ondergoed, thermolaarzen, gewatteerde handschoenen, een canvasjas, leren hoed etc.”

Klopt: ik heb het ook allemaal, maar toch… toch is het voor mij een aandachtspunt. Zolang ik in beweging ben is het geen groot probleem, het bewegen geeft voldoende warmte-energie in combinatie met goede kleding, dat ik de hele dag wel buiten kan zijn. Maar… een herder staat vaak lang stil. Als dat in de duinen is, of op de hei, zijn daar vaak wel plekken waar de herder kan schuilen tegen de ijzige wind. Maar in de polder is het toch anders. Daar in de open vlakte moet de herder het weer maar nemen zoals het is. Deze maand heb ik zo’n eerste koude dag gehad. Een pittige wind, paar graden boven nul en de hele dag regen. Ik loop dan maar rondjes om de schapen heen om warm te blijven. Functioneel, dat wel, maar… het ziet er niet uit en... het is erg eentonig.

Wat hieraan vooraf ging...

Week 1:
Het ergerde me al een paar keer bij het passeren van een sloot dat daar een hele grote zware tractorband in lag. “Dat ding moet er een keer met een tractor uitgehaald worden,” dacht ik. Maar hoe gaat dat, aan het einde van de dag heb ik zoveel meegemaakt en dan ben ik die hele band al weer vergeten en trouwens, boer Aad ziet mij aankomen, hij heeft genoeg te doen…

Ik kreeg toen het volgende idee: geen passanten meer in de polder, geen praatjes meer, gewoon hup.. ik ga aan het werk!
Ik heb van thuis wat touwen meegenomen en ik sta half in de water en half op de kant (heb wel goede laarzen aan) en probeer het touw om de grote band vast te maken. Na verschillende pogingen lukt het mij. En dan komt de strijd: blijft die band daar in die sloot of… trek ik “de vijand” eruit? Ik ga, tegen beter weten in, aan de slag.
Ik trek en sjor aan het touw, neem regelmatig even rust om te kijken hoe het met de kudde gaat en ga dan weer verder met deze “total body workout” en ja, uiteindelijk… uiteindelijk heb ik de band er toch uitgekregen. De band zit vol met bagger en water en dat maakt het mega-zwaar.
Na een uur heb ik dat ding op de kant en ik besluit dat het voor vandaag genoeg geweest is. Voldaan ga ik op mijn krukje zitten en neem een bak koffie. Volgende week is er weer een dag en als het dan koud is ga ik over in plan B. Ik ga op stap met de kudde en heb verder een heerlijke dag.

Week 2:
Ik ben weer lekker aan het lopen en was helemaal die tractorband vergeten, maar toen ik de sloot passeerde, zag ik weer die band in de slootkant liggen en dacht: “Oja, dat was zo’n sportprojectje van mij.” Het was nu wat minder koud maar ik besloot toch om de band uit de kant te halen en hem naar een andere plek te brengen.
Die plek is aan de andere kant van het weiland, de asfaltweg oversteken en daar ligt een grote betonnen plaat. Heel vroeger heeft hier een koeienstal gestaan, deze is vergaan, de opstanden zijn afgevoerd en wat rest is de betonnen vloer. “Vergane glorie” maar ik vind dit wel een mooie plek om daar die tractorband neer te leggen. Het is een mooie “sportvloer”.

Natuurlijk kan ik de band nu rollend naar deze plek krijgen, maar ja dat kost niet zo gek veel energie en dan ben ik er binnen tien minuten.
Nee, ik besluit om de tractorband al kantelend steeds een stukje op te schuiven naar de door mij bedachte plek. Een op dat moment passerende fietser schudt meewarig zijn hoofd. Ik heb geen zin om alles uit te leggen, dus ik ga door met mijn “work-out”.

Op diverse spiergroepen wordt een appèl gedaan, armspieren, beenspieren en de rug, alles komt aan de beurt. Voldaan kijk ik na een uurtje naar de band. Hij ligt toch maar mooi op de betonnen plaat.

Ik ga weer verder met de kudde en ik hou me van de rest van de dag gedeisd. Het is een heerlijke dag geworden.

Week 3:Het is een gure dag, koud en nat, erg nat zelfs, het regent de hele dag. Ik heb mijn kraag goed opgestoken en loop voor het eerst met handschoenen. Tegen elven heb ik het zo koud gekregen dat ik besluit om naar de plek te gaan waar de tractorband ligt.

Daar aangekomen heeft de kudde lekker de tijd om het verse gras te eten. Hond Kita houdt de kudde in de gaten en ik loop naar de betonnen vloer voor wat sportoefeningen…

Holy schapenkeutels!... “Waar is die tractorband nou gebleven, nergens te zien, niet in de slootkant, niet achter de struiken en niet op de vloer… Tjonge jonge, dat heb ik weer... Alle moeite van de laatste twee weken voor niets geweest!” Ik besluit om maar wat rondjes om de kudde te lopen, zodat ik het toch warm houd.

300 meter verder aan de andere kant van het weiland kijk ik zo in de werkkamers van de ingenieurs en techneuten. Hier staan tijdelijk de werkketen/kantoren van de mensen die de voortgang van de verlengde A4 begeleiden. Deze mensen worden om 12.00 uur “losgelaten”, dan hebben ze lunchtijd en velen van hen maken dan even een korte wandeling in de polder. Ze worden even “gelucht”, zo zie ik het een beetje. Ze eten al wandelend hun boterhammetje op en rond 13.00 uur wacht het werk, hup achter hun laptoppie.

Maar vandaag is het zo koud, niemand komt naar buiten en ik zie de mensen roerloos zitten in de houten gebouwen, turend naar hun beeldscherm. Ik zwaai een keer naar de houten gebouwen, ik zie tientallen mensen in diverse kamers zitten, maar... logisch… er is niemand die terug zwaait. Wat valt er met dit weer voor hen buiten te zien? Onze afstand is circa 300 meter, maar wat een verschil... het zijn twee verschillende werelden… en ik denk aan de tegenstellingen van deze twee werelden… het ontwikkelen van de verlengde A4 en het hoeden van een schaapskudde…

Warmte en koude…
Droog en nat…
Techniek en natuur…
Hitech en nostalgie…
“Vastzitten” en vrijheid…
Toekomst en verleden...

Ik zet mijn voettocht verder en laat mijmerend de moderne wereld achter mij.

Het einde van de middag nadert en ik ben op weg met de kudde naar de nachtwei. Boer Aad komt nog even snel langs rijden, hij is op “doortocht”.

Aad is de grote regelneef/coördinator in dit gebied, groot 300 ha. Eén van zijn taken is dat dit recreatieve gebied met een agrarisch karakter schoon blijft, dus de slootkanten moeten in het najaar ontdaan worden van riet. De wilgen moeten geknot worden, de weilanden moeten op tijd gemaaid of begraast worden, de parkeerplaatsen moeten schoon blijven, zwerfvuil moet opgeruimd worden etc. etc.

Op het moment dat hij zijn auto in wil stappen, vraag ik hem nog: “Oja, heb jij misschien nog een grote tractorband gezien?” “Ja,” antwoordt hij: “Eén of andere onverlaat heeft daar op die betonvloer een megaband neergedonderd vorige week, ben verdorie drie kwartier bezig geweest om dat pokke ding op mijn pick-uppie te krijgen! Gek word ik van die lui die hier alles maar neerdonderen!” “Ja, dat vind ik…”antwoord ik, maar Aad geeft al gas en weg is hij.

Ik kijk hem na en besluit om, áls ik nog een keer een tractorband vind, ik deze maar goed moet verstoppen, want met die ijverige beheerders weet je het maar nooit…

Maar ja… waar laat ik zo’n band…?

Maak zelf een fietsenrek met half ingegraven autobanden.
Misschien verzamelen voor een fietsenrek? https://steigerhout-recycling.nl/autobanden/fietsenrek-van-autobanden/

zondag 22 november 2015

Vertrouw nooit een vreemd...?

Een collega-herder is een week naar het buitenland. Hij vraagt of ik deze week zijn schapen even “na wil lopen”.  Het gaat om 6 schapen. Het is niet ver van mijn huis en ik kan het samen met de honden aanfietsen.
Zo heb ik elke dag een leuk ritje met de honden. Het is wel oppassen met het drukke verkeer, want ik heb mijn honden nooit aan de lijn. Ze lopen altijd rechts naast mij op kniehoogte, maar ik merk dat nu hond Kita wat ouder wordt, ze het prettiger vindt om achter Spyk aan te lopen. De eerste keer besluit ik dus even om alleen met Kita te gaan.

Ik heb de sleutel van het toegangshek gekregen en ga de eerste ochtend in alle vroegte even kijken. Ik open het hek en loop het land op.
De schapen blijven in een hoek staan. Ik roep Kita en zij haalt de schapen voor mij op. De schapen hebben een mooie loop en ik constateer dat er niets aan de hand is.
Ik stuur Kita nog een paar keer om de koppel schapen heen. Het zijn trainingsschapen, dat betekent dat de schapen veel met honden gewerkt hebben en dat ze mensen gewend zijn. De schapen kijken het even aan, want Kita is toch een vreemde hond voor ze. Na een minuut of vijf heb ik het wel gezien en ik draai mij om naar het toegangshek toe te lopen. Direct reageert Kita en zij doet wat ze moet doen: de schapen bij de herder brengen.

Een korte toelichting:
Ik had geen commando gegeven. De hond doet dit uit een automatisme. De schapen weten niet hoe snel ze bij de herder (de mens) moeten komen, want het blijft een nieuwe vreemde hond en de schapen weten dat die nieuwe honden niet altijd te vertrouwen zijn. De herder (de mens) daarentegen wel. Bij de herder is het altijd veilig, weten de schapen. Zodra de schapen bij de herder zijn, wordt de hond rustig en deze gaat ook meestal op de grond liggen. Goed, nu terug naar de praktijk.

Ik loop in gedachten naar het toegangshek toe, de schapen in mijn rug en daar weer achter mijn hond Kita. Kita drijft de schapen naar mij toe en de schapen lopen net iets té enthousiast naar mij toe, ze lopen tegen mijn kont aan.
Het voelt als een aanval! Ik zie dit niet aankomen (stom... ik had natuurlijk achterwaarts weg moeten lopen zodat ik de schapen in het zicht zou hebben, óf ik had Kita met een commando mee moeten nemen).
Gevolg: ik verlies mijn evenwicht en de schapenaanval zorgt ervoor dat ik tegen het natte en vieze gras gekieperd word. Verbaasd en versuft blijf ik even liggen en krabbel dan op. “Stom van me, eigen schuld, moet ik maar beter opletten,” denk ik bij mezelf.

De schapen zijn inmiddels weggelopen en Kita staat tussen mij en de schapen en kijkt heen en weer, naar de schapen, naar mij en dan weer naar de schapen.
De Hond begrijpt er natuurlijk weinig van, de schapen op 50 meter en het baasje languit in het zompige gras.
“Ja Baas, wat wil je dat ik doe, schapen ophalen… of moet ik je troosten? Eehhhh, kom eerst maar eens overeind met dat stramme lichaam van je!” zie ik haar denken. En dat doe ik dan ook maar. Ik sla de bagger van mijn handen. Ik steun nog even met mijn handen op mijn knieën en ik bekijk de situatie nog eens. Met een glimlach stuur ik dan maar mijn hond naar de schapen voor een paar trainingsrondjes, stram loop ik wat heen en weer om alles weer een beetje los te maken.

Na vijf minuten lopen Kita en ik het veld af en mijn telefoon gaat. Na een kort zakelijk gesprek pak ik mijn fiets, roep de hond en fiets terug naar huis. Halverwege stel ik met schrik mijzelf de vraag: “Heb ik nu het hek op slot gedaan?”
Voor de zekerheid fiets ik terug en ja hoor… Het hek is gewoon nog open. Het hangslot hangt gewoon nog aan het prikkeldraad. Ik voel in mijn steekzak van mijn hoody (sweater met capuchon en steekzakken) om de sleutelbos te pakken, maar………

Holy schapenkeutels!!!! Geen sleutels… Broekzak, kontzak… nog eens voelen in de steekzakken van hoody… géén sleutelbos!!!! Wat nu? Nadenken, waar heb ik de sleutelbos gelaten toen ik het hek opende… de sleutel hangt niet aan het hangslot… Er is maar één mogelijkheid… Toen ik viel bij de schapen, moet de sleutelbos uit mijn steekzak zijn gevallen…

Dus… het weiland in en… zoeken! Waar was de aanval van de schapen? O ja, daar een beetje in die hoek… Als een Sherlock Holmes loop ik gebogen over het gras naar een sleutelbos te zoeken.
De schapen staan stil in een hoek naar mij te kijken en Kita? Kita staat buiten het gras naar mij te kijken en denkt: “Baas is helemaal van het padje af… Laffe aanval van schaap op kont van baas is toch harder aangekomen!”

En ja… gelukkig... ik vind (nee, ik geef niet aan hoelang dit geduurd heeft) de sleutelbos. Ik loop het landje af, sluit het hek met het hangslot en fiets weer terug naar huis.
Ik neem mij voor om dit tegen niemand te vertellen, want... tjaa… wie gelooft het nu dat een herder aangevallen wordt door een schaap…!

En Kita?
Kita loopt in een sukkeldrafje naast mij en kijkt schuin omhoog naar mij. Ik ken mijn hond door en door en ik zie haar denken: “Gaat het nu weer goed met je, baas? Op passen, hè baas, want vreemde schapen kunnen van achteren aanvallen!”

Ik antwoord: “Ja, ja… en nu volgen.”

Beste maatjes, foto: Jeannemieke Hectors

zondag 15 november 2015

Een zware last

Het is dinsdagochtend vroeg.
7.30 uur ben ik de polder. Ik zie door de mistflarden de kudde verspreid over de nachtwei.
Ik parkeer mijn auto en loop samen met mijn hond naar het hek van de nachtwei. Hond Kita krijgt een commando en haalt de kudde op. Ik loop met de kudde richting Holy en ik zie dat de schapen het naar hun zin hebben.

Hier is mals gras ten overvloede. Iedereen heeft het naar zijn zin; de kudde, de hond en ik natuurlijk ook. Na een minuut of vijftien zie ik in de verte een man met zijn onderarmen op een hek leunend de polder inkijken. Ik wil eigenlijk nog een half uurtje doorlopen maar een stemmetje in mijn hoofd zegt: "Neem nu maar eventjes een pauze."

Ik kijk de man aan, ik schat hem even in de vijftig. En ik spreek hem aan: "Mooi plaatje hè?". " Ja," antwoordt hij, "Het is een mooi gezicht. En zo vroeg in de ochtend geeft het ook rust. Ik kom hier graag." zegt hij met zachte stem. "Vooral vroeg in de ochtend. Ik vind het mooi om de zon op te zien komen en het is dan nog zo heerlijk rustig hier in de polder, want straks moet alles weer." En hij knikt richting de stad.

"Het werk wacht...?" vraag ik hem.
"Ja meneer, tuurlijk... Het werk wacht... maar ook... hoe zal ik het zeggen... daar..." kijkend naar de stad, "Daar is het altijd druk, druk ik mijn hoofd, bedoel ik. Het moeten, het moeten... Het gaat maar door. Hier... hier hoef ik helemaal even niets en... ik heb de tijd om na te denken... te denken aan vroeger..."

De man stopt met praten en er valt een stilte... Ik vraag hem: "Mooie herinneringen?"
"Nee meneer, ik heb als kind een rotjeugd gehad, ik heb geen liefde gehad en ook niet gekend. Dat leerde ik pas veel later, toen ik op eigen benen kwam te staan..."

Stilte....

"Bent u vroeg wees geworden?" vraag ik hem. "Nee meneer, ik ben als kind veel mishandeld door mijn ouders... Heb er nooit over kunnen praten... Ik moet het zelf een plek geven".
"Heeft u nooit professionele hulp gezocht?" vraag ik hem.
"Nee meneer, ik ben geen prater, ik kan het niet. Ja, mijn vrouw weet dat er vroeger "iets" is geweest, maar wat heeft het voor zin om andere mensen lastig te vallen met mijn verdriet?"

"Tja..." antwoord ik, "Maar soms kan het helpen als je je verhaal kwijt kan".
"Ja meneer, misschien wel, maar ik durf het niet... Maar het feit dat ik het nu tegen u vertel is eigenlijk wel bijzonder... maar nu ga ik er vandoor want het werk wacht." Weer kijkend naar de stad.

Ik groet hem en haal met de hond de kudde op die wat afgedwaald is.
Ik kijk de man nog na, over een uurtje zal hij aan het werk zijn, dag in, dag uit en altijd zijn geheim met zich meedragend. Niemand weet het, niemand hoort het en toch... toch heeft hij er vandaag iets over verteld.
Misschien heeft het een beetje geholpen om die zware last van zijn schouders af te laten vallen. Ik kijk naar mijn hond en de kudde en besef weer hoe gelukkig ik ben om dit werk te mogen doen.
Gelijktijdig vraag ik mij af hoeveel mensen er wel niet zijn die ook een heel leven lang een last met zich meedragen waarvan niemand iets weet...

Ik denk dat het goed is om er toch over te praten, hoe moeilijk het ook is, al is het alleen maar om het te zeggen tegen een onbekende herder...

foto: Jeannemieke Hectors




zondag 8 november 2015

Maatje

Ik ben al een uurtje of twee met de kudde in de polder en ik zie de polder “ontwaken”. De dauw boven de weilanden is verdwenen, een schraal zonnetje zorgt voor mooie plaatjes in de polder en ik neem de eerste hondenbezitters waar. Ik heb een “bakkie” gedaan en ik besluit een stuk over het fietspad richting Holy te lopen met de kudde.

De kudde neemt het hele fietspad in beslag en we kuieren rustig voort. Achter mij hoor ik opeens een vrouwenstem: “We kunnen er, denk ik, niet door, zullen we maar even wachten?” Ik kijk om en zie een vitaal vrouwtje, eind zestig, begin zeventig op een fiets en naast haar een hondje.
Waarschijnlijk wordt de vraag aan het hondje gesteld, want ze kijkt enkel naar haar hondje. Ze stapt af en geeft haar hondje een aai over zijn kop. “We blijven wel even achter de kudde, dan wandelen we wel een stukje mee,” zegt ze tegen het hondje.

“Goedemorgen, mevrouw, als u er langs wilt, dan maak ik wel even ruimte hoor” zeg ik tegen haar.
“Nee hoor, meneer, ik loop er wel achteraan, ik heb de tijd en ik vind het wel aangenaam”. Al lopende ontstaat er een gesprek.
Mevrouw constateert dat ik een mooi beroep heb en dat ze geniet als ze de kudde in de polder ziet lopen. Inmiddels loopt de kudde een weiland op en we blijven in gesprek. Ik maak een compliment over haar hond, want Blackie, de naam van deze viervoeter, is rustig gaan liggen tijdens onze conservatie. “Meneer, Blackie is vijf jaar geleden in mijn leven gekomen en geeft mij veel steun”.

Nu volgt een uiteenzetting van hoe Blackie in haar leven is gekomen. Het wordt een monoloog van 15 minuten zonder dat ik er met één woord tussen kom.

“Mijn man is 5 jaar geleden overleden, lang ziekbed; tot aan het einde toe heb ik hem verzorgd. Ik heb mooi afscheid kunnen nemen van mijn man. Hij is rustig heen gegaan. Maar ja daarna, hè… Alleen in dat huis… de tafel dekken met één bord, alleen koffie drinken... die stilte. Zes weken lang kwam ik de deur niet uit. Nergens zin in, ik at weinig en had geen contacten.
Zes weken na het overlijden van mijn man, het was op een dinsdagochtend, kwam ik de woonkamer in, ik had slecht geslapen en ik begon met een kop thee.” 

“Ik zat aan de hoge tafel, keek de kamer in en daar bij het raam, in zijn eigen fauteuil, daar zag ik, u zult het niet geloven… mijn man zitten!
Hij glimlachte naar mij en zei zachtjes: “Strid, het is goed zo, ik heb geen pijn meer. Ga verder met het leven!” En toen besefte ik, ja nu ben ik echt alléén, ik moet nu alleen verder! Ik heb toen mijn fiets gepakt en ben de polder ingegaan. Mijn man had een signaal gegeven. Hier en daar zag ik wandelaars met honden. Ik heb mijn hele leven al een hond willen hebben, maar ja hoe gaat dat? Jong gezin, druktes, vakanties, waar laat je zo’n dier, kinderen de deur uit, man met pensioen, ja nu hadden we de tijd gekregen om aan een hond te denken, maar tja… toen werd mijn man ziek, meneer... een lang ziekbed… vijf jaar… heb hem zelf verzorgd... was zwaar… Maar nu, nu vond hij het goed! Het was een teken!”

“Dezelfde dag ben ik naar het asiel gegaan en heb Blackie uitgezocht, zij was toen net nog geen jaar oud. Elke dag ga ik met haar de polder in, het is mijn maatje en elke dag denk ik dan aan de glimlach van mijn man zittend in zijn fauteuil: “Strid, het is goed zo...”

“ Meneer, ik ben nu 74, het lijf is stram, maar ik heb nog een leven voor me.
Kom, Blackie, we gaan weer verder. Dag meneer, o ja,…. Ik heet Astrid”. Ze stapt op haar fiets en Blackie loopt rustig mee. “Fijne dag nog, Astrid!” roep ik haar na…”Ik heet, Lex... Lex de herder, tot de volgende keer!”

Ik kijk haar nog een eind na. Naast haar, rustig lopend, haar hondje Blackie, gewoon, een asbakkie… maar wel… een maatje.

Nu kijk ik naar mijn eigen hondje, vragend kijk ze mij aan: “Mooi verhaal baas, maar gaan we nu eindelijk wat doen?” Ik geef een commando, “Linksom!” en ze vliegt naar de kudde.

Ik kan altijd op haar rekenen…

Een echt maatje.

foto: Jeannemieke Hectors

zondag 1 november 2015

Wel stress

In het vorige verhaal schreef ik dat een herder zelden of nooit stress heeft. We zijn een week verder en wat gebeurt er? Ik loop tierend door de stal!

Het volgende is mij overkomen. Even voor de beeldvorming: er is een weiland vóór de stal en er is een weiland áchter de stal.
Bij de stal is ook nog een soort binnenplaats met betonplaten en afgezet met hekken. Hierin bevindt zich ook nog een soort fuik, met aan het einde een draaideurtje waardoor de schapen die door de fuik lopen, bij de draaideur naar links of naar rechts gestuurd kunnen worden, zodat er een scheiding van schapen kan plaats vinden.

Als voorbeeld: alle schapen sturen we met de hond naar de binnenplaats, alle schapen gaan door de fuik, moeders en de jonge ooitjes (meisjes) gaan door de fuik bij de draaideur naar links (de wei in) en de jonge rammen gaan naar rechts en gaan naar de stal, waar ze later op die dag opgehaald worden door de veeboer om ze naar bv de kinderboerderij te brengen.
Tot zo ver.

Nu de beginsituatie van een stressvolle namiddag: op het weiland áchter de stal lopen 19 jonge ooien, die dit jaar absoluut niet gedekt mogen worden.
Ik heb de grote kudde opgehaald vanuit Schiedam en plaats de groep op het weiland vóór de stal.
Beide groepen zijn gescheiden door de stal en een dubbele rij flexnetten waar stroom op staat.

Ik krijg deze middag een een groep HAVO/VWO 5 leerlingen uit Delft, een groep pubers die zeer geïnteresseerd zijn. Vooraf wordt in de hooiberg een lezing gehouden over autisme. Een deskundige vertelt over autisme en er worden vele interessante vragen gesteld.
Daarna ga ik met deze groep jongeren met de kudde op stap. De kudde wordt vanuit het weiland vóór de stal over de dam meegenomen, het recreatiegebied in. Ik leer de jongelui rustig het “hoeden van schapen”. “Rustig blijven. Denk als een hond en doe als een hond!” geef ik ze mee. En ja hoor binnen een kwartier is het resultaat goed te zien. Dat komt door goede onderlinge afspraken en door goed te communiceren.

Bij de grote kudde lopen ook nog drie dekrammen met een dekblok om. Kinderen uit de stad weten meestal niet wat dat dekblok inhoudt en waar die kleuren op de ruggen van de schapen vandaan komen. Dit is dan voor een herder een dankbaar onderwerp, want dan zijn deze pubers/adolescenten “een en al oor”.

Aan het einde van de demo komt het autisme aan de orde. Ik laat de leerlingen ervaren wat ik kan doen met autistische kinderen. “De wet van Pavlov” = klassieke conditionering. Leg ik uit. De leider van de kudde, zijn naam is JAMES (oormerk nummer 007) lok ik met een zakje biks en langzaam lopen alle andere schapen achter JAMES aan. Ik loop een stuk door en ik krijg de hele kudde achter mij, uuhhh, achter JAMES aan.

“Kijk,” zeg ik, “Dit laat ik dan ook een autisch jongetje nadoen. Hij mag dan de hele kudde meenemen, met dat zakje biks en dat geeft een prachtig gevoel voor zo’n ventje!” “Wie van jullie zou dit eens willen proberen?” vraag ik aan de groep. Prompt biedt een jongen met de naam Victor, zijn diensten aan en hij gaat op pad met een zakje biks… met James daarachter en…. nog eens 140 ooien waarvan de meeste met een kleurtje en tot slot de drie dekrammen. Tja, die willen daar wel bij blijven.

Een prachtig gezicht! Een lang lint van wel 150 meter schaap en Victor, met z’n zakkie helemaal voorop. Hij loopt over de dam naar weiland vóór de stal, de overige leerlingen lopen achter de kudde en functioneren nog steeds als “hond” en zo komt de kudde in alle rust, zonder stress op het weiland. Victor heeft de smaak te pakken en loopt door naar de stal, de harde wind en de afstand zorgen er voor dat mijn aanwijzingen Victor niet meer bereiken.

Victor is helemaal in zijn element, hij loopt door en brengt de kudde op de binnenplaats bij de stal. Eigenlijk wil ik de kudde vóór de binnenplaats hebben en niet in de stal, maar goed, het is allemaal prima verlopen en de leerlingen hebben veel geleerd.
We lopen nog even naar de hooiberg en kort evalueren we samen deze middag. Victor heeft een topmiddag gehad en de kids begrijpen nu wat dit zou kunnen betekenen voor een autistisch kind als hij/zij ook zo met een zakje biks mag lopen voor de kudde uit.

We nemen afscheid en ik loop terug naar de kudde bij de stal… Holy, holy holy, schapenstront!!!!!! Ik zie in één klap dat er iets goed fout is gegaan! De schapen van de grote kudde lopen op het weiland áchter de stal! “Hoe kan dat,… hoe kan dat?” denk ik snel, ik ren door de stal en ik zie dat de schapen aan de achterkant van de stal een deur/ hek hebben opengeduwd.

Normaal gesproken moet dat vastzitten met een touw, maar dat was blijkbaar nu niet het geval. In de verte zie ik de 19 jonge ooien, die absoluut niet gedekt mogen worden, naar de kudde toelopen. Ik schreeuw naar Kita (herder met stress, is niet goed te praten, maar het gebeurt..) en zij moet de jonge ooien op afstand houden, maar gelijkertijd moet ze ook de grote kudde weer in de stal zien te krijgen.

Voor één hond een zeer lastige opgave. Ik loop te tieren en te stressen en tja, die hond doet ook alleen maar haar best en... het gaat dus niet meer lukken.
De 19 jonge ooien sluiten aan bij de grote kudde en het kwaad is geschied! Ik (Kita) drijf de hele kudde de stal in, naar de buitenplaats, afgezet met hekken.

“Géén seks, géén seks” is het enige wat ik nog denk. Haastig ga ik op zoek naar de drie dekrammen, “Zolang ze met de vier poten op de grond blijven is het nog te redden”, denk ik. Er ontstaat een heuse klopjacht, ik grijp één voor één de dekrammen, til ze op en zet ze over het hek en zet ze in het weiland.

Ge-luk-kig… Er heeft geen dekking plaats gevonden! Hèhè, even bij komen… “Holy schapenstront, wat zij die rammen zwaar, vanavond geen sportschool maar lekker op de bank.” denk ik na hijgend.

Maar nu de volgende opgave: hoe krijg ik die 19 jonge ooien weer terug op het weiland áchter de stal?
Er is maar één oplossing: alle dieren door de fuik met aan het einde de draaideur.

Ik weet dat de 19 jonge ooien een langwerpig oormerk hebben en de overige dieren hebben een vierkant oormerk. Ga er maar aan staan: alle dieren door de fuik, normaal gesproken doen we dit met twee of drie man, maar nu sta ik er alleen voor.
De grootste stress is inmiddels verdwenen, de dekrammen staan in de wei, nu rustig blijven en gewoon beginnen met dit monnikenwerk, schaap voor schaap de fuik in, fuik sluiten, kijken naar het oormerk en dan doorlopen naar de draaideur, links de wei in, of... schaap met langwerpig oormerk rechts de stal in…

Eindelijk... na 1,5 uur ben ik klaar. De groepen zijn gescheiden. De grote kudde op het weiland vóór de stal en de 19 jonge ooien op het weiland áchter de stal. Ik veeg het zweet van mijn voorhoofd, voor de zekerheid tel ik nog even het aantal jonge ooien, want als het er minder zijn dan 19, dan ben ik er één vergeten en dan moet ik opnieuw beginnen… 17... 18… 19… hè? ...20... 21? 22..?

Nog een keer tellen... ja hoor er staan 22 jonge ooien op het weiland achter de stal!

Ik ga naar huis! In het weekend komt boer Aad weer terug van vakantie en dan hoor ik wel hoe dit kan.

Wat een stress!!! Holy schapenstront!

Maar het belangrijkste is… de jonge ooien zijn niet gedekt. 

Tja, dit ging goed... foto: Jeannemieke Hectors